Kansenongelijkheid
Kansenongelijkheid
Verschillen zijn niet per definitie oneerlijk. Wie beter opgeleid is of harder werkt, mag daar meer welvaart aan overhouden. Bestocratie ziet verdere nivellering dan ook niet als doel – de inkomensongelijkheid is in Nederland relatief klein – maar vindt dat kansenongelijkheid geëlimineerd moet worden. En die is aantoonbaar aanwezig. Gender of migratieachtergrond bepalen vaak sterker dan talent of inzet hoe iemands toekomst eruitziet. Ongelijke behandeling – discriminatie – door instituten, op de werkvloer en op de woningmarkt is nog steeds niet uitgebannen. Dat wil de Bestocratie doorbreken.
De belangrijkste manier om burgers een eerlijke en zo gelijk mogelijke startpositie te geven in hun arbeidzame leven is door in het onderwijs een gelijk speelveld te creëren. En dat moet beter. Kinderen starten ongelijk omdat het systeem talent onvoldoende weet te herkennen en te ontwikkelen. In de klas heerst bovendien georganiseerde chaos: groepen zijn te groot en te pluriform, waardoor leraren effectief differentiëren onmogelijk wordt gemaakt en maatwerk vaak een illusie blijft. Het ideaal van ‘iedereen samen in één klas’ leidt zo tot nivellering naar beneden, terwijl té late selectie in niveaugroepen het risico met zich meebrengt dat talenten nooit volledig tot bloei komen.
TaskForce-doel: Niet het verminderen van ongelijkheid bij de uitstroom, maar het maximaal vergroten van kansen tijdens de opleiding: ieder kind en iedere burger de mogelijkheid geven om talenten te ontplooien, ongeacht achtergrond.
Vernieuwende ideeën: Introduceer de Basis⁺School (basisonderwijs) en de VO⁺School (voortgezet onderwijs), waar leerlingen op eigen tempo en niveau leren en soepel kunnen op- en afstromen. Door jongeren van 8 tot 17 uur onder hun hoede te nemen, biedt de school een all-in-pakket met onderwijs, sport, leefstijl, bijspijkeren, huiswerkbegeleiding, maatwerkzorg en zelfs een warme maaltijd. Zo wordt de invloed van een suboptimale thuissituatie beperkt en de kansengelijkheid vergroot.
Voer een kerncurriculum in volgens het 50-25-25-model: 50% basisvakken, 25% keuzevakken en 25% praktijk en vaardigheden. Werk met niveaugroepen in plaats van overvolle en te pluriforme klassen, zodat leraren weer écht kunnen differentiëren. Hervorm de lumpsumfinanciering en koppel middelen rechtstreeks aan kwaliteit en begeleiding. Zet gezondheid, sport en digitale vaardigheden structureel in het curriculum en stimuleer samenwerking tussen scholen, bedrijven en maatschappelijke organisaties. Zo wordt onderwijs opnieuw de motor voor gelijke kansen.
Het beroepsonderwijs krijgt een sterkere positie als praktijkmotor van de economie. Opleidingen sluiten nauwer aan op de arbeidsmarkt via leer-werktrajecten, hybride leerbedrijven en directe samenwerking met werkgevers. De status van vakmanschap stijgt door invoering van de titel Praktijk-Expert, met een erkende opleidersrol binnen leerbedrijven.
Het wetenschappelijk onderwijs (WO) wordt hervormd door minder afhankelijk te zijn van toevallige onderzoeksubsidies en meer te investeren in structurele financiering. Universiteiten krijgen een duidelijke maatschappelijke opdracht: kennisontwikkeling die bijdraagt aan innovatie, publieke waarden en het oplossen van grote vraagstukken. Selectie en doorstroom worden transparanter en toegankelijker, zodat talent niet verloren gaat door willekeur of drempels zoals eenzijdig Engelstalig onderwijs of hoge studiekosten. Renteloze studieleningen via de StaatsBank en betaalbare studentenhuisvesting zorgen dat ook studenten uit minder draagkrachtige gezinnen gelijke kansen krijgen.