Duurzaamheidsdividend - goed idee?
Duurzaamheidsdividend - goed idee?
Kern adviesrapport 'Eerlijk verduurzamen' - Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur
De Rli waarschuwt dat het huidige klimaat- en duurzaamheidsbeleid te ongelijk is: deels profiteren vooral hoge inkomens, terwijl lagere inkomens onevenredig worden belast. Dit ondermijnt draagvlak voor verduurzaming.
Daarom pleit de Rli voor een ander model: belast vervuiling (CO₂-uitstoot, milieuschade, vervuilende consumptie) systematisch én koppel de opbrengst aan alle burgers — ongeacht inkomen, gebruik of bezit.
Volgens de Rli moet duurzaamheid bovendien voorspelbaar en stabiel zijn: regels en kosten mogen niet constant veranderen, want dat ondermijnt vertrouwen van burgers.
Wat is het duurzaamheidsdividend?
Het duurzaamheidsdividend is het mechanisme dat de Rli voorstelt om vervuiling te belasten én tegelijk sociale en economische rechtvaardigheid te waarborgen:
Consumenten betalen meer voor vervuilende producten en consumptie: vervuilende energie, vervuilende transportmiddelen, vervuilende productie, etc.
De opbrengst wordt verdeeld over alle burgers als een “dividend” — een vast bedrag per persoon of huishouden, onafhankelijk van hun vervuilende consumptie.
Wie milieuvriendelijk leeft of consumeert, houdt netto geld over. Wie vervuilend leeft of consumeert, betaalt relatief meer.
Zo wordt duurzaamheid belast én beloond: vervuiling krijgt een prijs; verduurzaming wordt financieel aantrekkelijk.
In de woorden van de Rli — het maakt duurzaamheid “eerlijk, transparant en draagbaar voor iedereen.”
Bestocratische kijk op het rapport
Bestocratie verwerpt de opvatting dat verduurzamen pas ‘eerlijk’ wordt wanneer heffingen op energie en mobiliteit inkomensafhankelijk worden gemaakt. Voor de herverdeling van welvaart hebben we de inkomstenbelasting. Het is onwenselijk het systeem verder te verzwaren met nieuwe inkomensafhankelijke regelingen, die bovendien fraudegevoelig zijn en verkeerde gedragsprikkels geven. Een inkomenspolitieke benadering vertroebelt de inhoudelijke discussie en belemmert effectieve maatregelen binnen elk afzonderlijk domein.
Elke prijsverhoging – of het nu gaat om energie, ziektekosten, boodschappen of huishoudelijke apparaten – raakt lage inkomens relatief harder dan hogere inkomens. Dat is een economische realiteit. Maar via de progressieve inkomstenbelasting wordt een groot deel hiervan al gecorrigeerd. Nederland behoort op het gebied van herverdeling tot de mondiale top vijf; onze samenleving is daarmee, in relatieve zin, al sterk ‘eerlijk’.
De vraag is daarom: hoe ‘eerlijk’ is het om steeds meer diensten en goederen progressief te beprijzen of te belasten? En is dat uitvoerbaar? Moet een caissière straks eerst een inkomenscontrole doen voordat zij de juiste prijs voor een brood kan aanslaan?
Daarnaast: is inkomensafhankelijke beprijzing nodig vanuit het principe de vervuiler betaalt? Veel heffingen – brandstofaccijnzen, parkeergelden, uitstootgerelateerde BPM, tolheffingen en straks mogelijk rekeningrijden – zijn al gekoppeld aan gebruik. Meer uitstoot betekent meer belasting. Evenredig, niet progressief.
Hetzelfde geldt voor huisbezit: hoe groter een woning, hoe hoger de huisbelastingen, energiekosten en noodzakelijke investeringen in isolatie, zonnepanelen, warmtepompen of batterijen. Elke particuliere verduurzamingsinvestering komt bovendien de samenleving als geheel ten goede, ongeacht inkomen.
Bestocratische kijk op het duurzaamheidsdividend
Bestocratie onderschrijft het principe dat een geoormerkte belasting – zoals brandstofaccijnzen of energiebelasting – gebruikt moet worden om milieubelastend gedrag te ontmoedigen én milieuontziend gedrag te belonen. Bonus-malus dus. Maar dat kan veel eenvoudiger en effectiever via de gedragsturende KoopTaks.
Bestocratie kent slechts drie belastingvormen die samen meer dan vijftig huidige belastingen en heffingen vervangen: InkomensTaks, KoopTaks en WinstTaks. De KoopTaks vervangt de btw. In hoofdstuk 3 wordt dit nieuwe stelsel tot in detail uitgewerkt.
Door ongewenst, milieubelastend gedrag met het hoogste tarief van 40% te belasten, en gewenst duurzaam gedrag met 0% of 10%, ontstaat een eenvoudig én krachtig instrument om gedragsverandering te realiseren. Zonder stapelingen, zonder uitzonderingen en zonder complexe inkomensafhankelijke regelingen.